Esther is het type dat in hoofdletters praat. Ze spattert van de uitroeptekens. Kijk haar staan. Een vol lijf, kortgeknipt koppie, mobieltje in de hand. Ze heeft misschien wel twintig zomers meegemaakt. En oja, ze is naakt.

Het is vrijdagavond en we tekenen model.

Vroeger fantaseerde ik er over. Ik ben tenslotte een man en geen aardappel — zoals Godfried Bomans schreef. Broeierige verhaaltjes waren dat, met een hoofdrol voor de ezel, het penseel en zoveel blote huid als een ventje van vijftien verzinnen kan.

Het broeierige klopt, met dank aan de aprilzon op het platte dak en een loeiende verwarming. Einde vergelijking. Esther drinkt een blikje cola. Esther laat een klassikale boer van acht op de schaal van Richter. Esther vindt dat normaal. Want Esther Zit Echt Helemaal Nergens Mee! Esther Vindt Alles Leuk!

Niettemin verstaat ze haar bijbaantje. Blijft tien minuten onbeweeglijk staan, kent de leerzame poses. Vijftien studenten concentreren zich op de lijn van haar rug, op de tepelafstand en naar binnen buigende standbenen. En Esther mag haar gebrek aan gène dan als een kanonschot de klas inslingeren, de vrijheid die ik in haar lijf zie, is alleszins geloofwaardig.

Een vrijheid die donders lastig naar papier te vertalen blijkt. Pas als we overgaan op twintig-tellen-tekeningen, pas als er geen gedachtes meer passen tussen mijn ogen en mijn handen, krijg ik wat levendigheid uit mijn siberisch krijt.

Later drinken we bier, om te vieren dat we voldoendes hebben gehaald voor de tussenbeoordeling. Terrasje zus, verhaaltje zo. En steeds die trots, die rare trots op het werk van anderen. We zien elkaars tussenstappen, misschien is het dat. Maken elkaars afgronden mee, reizen min of meer mee naar elkaars eindresultaat. We tekenen naaktmodel in een veel te warme klas.