Bestaan

21 oktober 2005 | proza

Twee jaar tijd. Vader dood, moeder kwijt. Het ouderlijk huis moet leeg, want verkocht. Vergeten liefdesbrieven, donkerhouten meubels, de naaimachien waar zij, het boek dat hij. Waar mijn meisje sliep toen ze nog een meisje was. Waar ze groot werd. Na 36 jaar is ze voorgoed uit huis.

In deze oktobernacht lig ik naast haar. Ze huilt. Ik zwijg een zwaar zwijgen. Geen het-komt-wel-goeds, geen wonden en tijd en helen. Ik omhels haar en laat de oplossingen los. Achter het slaapkamerraam trekt de nacht een grimas. En ik hou van haar, god, ik hou van haar, mijn mooie vrouw, mijn speelmeiske, en ik wil het niet, maar ik kan alleen maar. Bestaan. Accepteren dat ze dit alleen moet doen.