Zwembad

1 augustus 2005 | proza

Languit liggen op een luchtbed. Dobberen. Drijven tot aan de rand, lichtjes met de tenen afzetten: zo zacht wachten dat de overkant uit het hoofd verdwijnt. Toch nog aankomen. Lijf glanst van zon en water. Hoofd deint, de woorden verliezen houvast.

Ik hoef niet te zoeken; ik ben er niet.

Plotse plons. Jongentje van vijf. Spelen we dolfijn. Mogen de haartjes niet nat worden. Gebeurt dat toch. Koppie onder. Een gebéurtenis. Schrikogen, bibbermond. Dapperheidje – toch weer door. Klappertandend lachje. Trappelt zich dat spierblond lijfje een weg door het water. Is het een bolletje geluk.

Drink ik bier, later. Kijk ik uit over de goedmoedige bergen. Zoen ik mijn lief, net wat langer dan normaal. Denk ik: hierover zal ik schrijven.

Als ik er weer ben.