Ik zie de keeper van Letland en hij laat me niet los. Want hoe noem je zo’n man? Alexandrs, vonden pa en moe Kolinko. Dat bevredigt me niet, al is die meervoudige voornaam aardig. Nee, die ingeteelde kop, muurvast op zijn romp gehamerd, de handen die onbestuurd langs de lendenen bungelen bij een doeltrap, is daar een woord voor? En daarbij dan nog een zekere snaaksheid, het vermoeden dat ie een bloemenbuitenzetter is, de schrik van de animeermeisjes van downtown Riga – hoe omschrijf je dat?

‘Dekselse Obelix!’ roept de commentator.

En ook al raakt een verslaggever zelf geen bal aan, met zo’n prachtig punt ben je in mijn boek meteen topscorer.