Ik wandel door een school die het heeft verloren van de tijd. De lokalen staan leeg, het linoleum krult. Duizend donkere bakstenen hebben geduld. In de gangen staan legers voetstappen op sterk water.

In het toilet lees ik de tegeltaal. Iemand is een lekker wijf, een ander homo. Vier variaties op het universele symbool voor de snikkel. Ik denk aan de rivieren puberplas die hier hebben gevloeid. De stiekeme sigaretten, de gestolen minuten met de broek aan de enkels. Ik rits dicht. Keer terug naar het feest.

Het enorme lokaal waar we bier en wijn drinken, voelt als vitrine. De klasgenoten zijn wie ze zijn, de docente is de docente, ik vermaak me met woordjes en woorden, maar het is oud, oud licht dat door de ramen valt.

Pas op het asfalt van de terugweg herken ik mijn stemming voor wat ze is. Oude dingen. Mensen die voorbijgaan. Ik herinner me.