Andrea Bocelli geeft de melancholie olifantspoten, vanochtend. Dat nummer Romanza – een zucht op noten is het, bouquetreeksromantiek, maar ik trap er weer eens met beide oren in. Bettina zei ooit dat het haar aan mijn vader deed denken, en sindsdien raakt het me.

Romanza: de trillende lip van een bakvis op het debutantenbal, de pols op het voorhoofd die haar appelflauwte inleidt, de blos op haar wangen als ze bijkomt in de sterke armen van een jonge officier. Geen zweetgeur te bekennen, geen roosvlokken op zijn schouders, of zelfs maar het muisgrijze weer dat boven de scène hangt.

Romanza doet me niet denken aan mijn vader. Die is weg, met al zijn duizenden details. Het doet me denken aan wat over is. Een conservenblikje met herinneringen: het geheime plekje aan de rivier waar we élke week naar toe fietsten, dat hij áltijd zei dat het eten weer lekkerder was dan gisteren, hoe hij nóóit tact en áltijd mildheid bezat.

Dat hij vreselijk last had van roos ben ik vergeten.