Pauzes

11 september 2005 | proza

Een vlieg. Die moet dood. Met een electrische mepper. Na tien minuten heb ik hem. Ik druk de mepper tegen hem aan. Het lijfje knettert. Ik ruik verbrand haar.

Ik draag een stoel langs de grote zaal. Bingo. Presentatrice praat door haar neus. Rolstoelers kruisen af. Nummer 63. De blauwgeverfde kuif van een verknoopte spast. Nummer 2. Het weekdikke lijf ernaast.

Ik koop twee porties kibbelingen, in het schelle licht van een zondagse dorpsbraderie. Op een podium trutten zich twee blauwe jurken door een liedje van Abba. Publiek op witte plastic stoelen. Bier in flesjes.

De rest van de dag kijken we hoe de pijn als een storm over M.’s gezicht trekt. Het zal niet lang meer duren voor het is omgewaaid.