Oorlog en vrede

30 mei 2006 | proza

Nacht. Lief aan mijn zij. Rustig, rustig, rustig rijmt ze adem op adem. Aan het voeteneind de komma van een opgekrulde kat. De nacht is donkergeel – natriumlicht dat tegen de laaghangende wolken botst. Nacht. Slapeloos tevreden.

Adem in.

Adem uit.

Ik hoor de bui van verre komen. Soldatenlaarzen aan de horizon. Twintig tellen later rennen ze al langs de ramen. Oorlog. Het water brult omlaag, de bomen buigen, de kat springt vanuit diepe slaap naadloos in aanvalshouding. Ik lig geluidloos te juichen van het geniaal geweld.

Voorbij.

Ik luister naar de achterblijvers, de manke druppels, en de lachende wind.