‘The heartwood of typography,’ schrijft dichter-typograaf Robert Bringhurst, ‘is calligraphy – the dance, on a tiny stage, of the living hand.’ Vrijdagochtend, typografieles. Mijn eerste danspasjes strekken zich voor me uit. Barbapappa, schrijf ik. Xylofoon. Herfstschraalte. Zo langzaam dat de woorden alle tijd krijgen zichzelf te zijn. Een vrijpartij voor letterliefhebbers.

Het wonder dat alfabet heet.

Zonder deze 26 letters, zonder dit uiterst flexibele systeem, was onze westerse cultuur heel anders geweest. Wie het woordsemmi voorleest, heeft zonder dat te weten de liefde genoemd in het Hongaars. Die abstractie – lezen staat niet gelijk aan begrijpen – onderscheidt ons alfabet van andere schriftsystemen. Een Chinees doet het je immers niet na. Een onbekend pictogram is voor hem alleen een plaatje.

Vrijdagochtend, typografieles. Er vloeit taal uit mijn pen. Ik leer de betekenis van monnikenwerk. Ik word er helemaal graag en traag van