Lesbos

16 mei 2006 | proza

In dit lukraak neergesmeten berglandschap is de wind aan het woord. Een verhaal dat de wolkschaduwen geduldig voortduwt over de hellingen, een verhaal van rotsen en zon, van almaar hetzelfde anders. De lange, langgerekte zinnen van de wind.

Ik ben hier, heel even.

Zo niet de bomen. Een vulkaanuitbarsting legde ze voor een eeuwigheid vast – een foto van steen. Toen ze uit de grond groeiden, had nog niemand van mensen gehoord. De apen lieten de grond pas net los, op weg naar wat er van ze worden zou. Twintig miljoen jaar later luister ik naar de wind en kijk ik naar een versteende boom. Ik kijk en ik luister, net zo lang tot ik vrij ben, tot ik het weet.

Ik doe er volstrekt niet toe.