‘Een oprecht en vurig gelovige in het hiernumaals’, schrijft H. Rake taal – ik kan het weten, hij schrijft over mij.

Café Van Zanten op een verloren maandagavond. We zitten onder een stolp van woorden. Mijn dood-is-dood danst een beetje met het licht in de bierglazen, met Hilbrands hemel. Hij heeft wél een hiernamaals. Een eeuwigheid. Hilbrand houdt, zou je kunnen zeggen, nooit meer op.

Welgod-geengod: geen gemakkelijk verschil tussen vrienden. Maar we leven er al langer mee, zo goed en kwaad als het gaat. Ik heb geen behoefte zijn wonderen te onttakelen, al was het alleen al omdat ze zo mooi zijn. En hij gunt me mijn liefde voor de dingen van Darwin, luistert naar mijn idee dat de werkelijkheid een verhaal is, een verhaal dat geen schrijver nodig heeft om zich te schrijven.

We worden langzaam dronken. De vensters staan open – in H.’s woorden. We drinken nog wat, en over wat mooi is, zijn we het eens. God? God zit er een beetje afwezig bij.